11.9. Toetsvragen LoRaWan

Voor een LoRaWan IoT-knoop (class A) bepaalt de IoT-knoop wanneer de gateway een downlink-bericht kan versturen, nl. vlak na het ontvangen van een uplink-bericht. Wat is het voordeel van deze aanpak?

Voor een LoRaWan IoT-knoop (class A) bepaalt de IoT-knoop wanneer de gateway een downlink-bericht kan versturen, nl. vlak na het ontvangen van een uplink-bericht. Wat is het nadeel van deze aanpak?

Welke invloed heeft het toevoegen van een extra gateway in een LoRaWan-netwerk?

De spreidingsfactor (SF) in LoRa is een maat voor de duur van de afzonderlijke bits in een radio-bericht - en daarmee voor de energie die voor het versturen van een bit gebruikt wordt. Elke volgende SF-waarde, bijvoorbeeld van SF8 naar SF9, betekent een verdubbeling van deze duur. SF12 is de hoogste spreidingsfactor, met de meeste energie per bit - en daarmee het grootste bereik. Een SF12-bericht duurt echter wel 32 maal zo lang als een SF7-bericht met dezelfde payload. Waarom is het zinvol om berichten met de kleinst mogelijke SF te versturen, in plaats van altijd de hoogste te gebruiken? (Meerdere antwoorden mogelijk.)

(Vraag: moet een gateway met dezelfde bitrate/SF antwoorden als de IoT-knoop? Nee, dat is niet nodig. De berichten dat de knoop de SF kan (moet?) terugbrengen zijn in een beter passende SF.)

You have attempted of activities on this page